zondag 1 juni 2014

IJsselsprong Vier dagen fietsen met Hemelvaart 2014



Met behulp van de routeplanner van Nederland Fietsland heb ik vier trajecten van 70 km geladen op mijn GPS. We maken een rondje van Barneveld, via Doetinchem, Winterswijk, Boekelo, Oldenzaal, Nijverdal, Deventer, Twello naar Putten. Als het goed is leidt de track ons steeds langs knooppunten en LF routes. We komen door een aantal zeer kenmerkende landschappen van Nederland. Het is steeds weer een feest om iets te begrijpen van de heuvels, klimmetjes, dalen, beekjes en kanalen die we onderweg tegen komen. Daarom in dit verslagje een poging tot 'Landschap lezen'. En fietsen is altijd ook een kennismaking met geschiedenis. Daarom ook wat teksten geplukt uit wikipedia.
Na onze slechte ervaringen met grote commerciële campings, gaan we op bezoek bij een  aantal voor ons onbekende kleine groene campings (Stoutenberg bij Doetichem en de natuurkamping Haarle) Tenslotte. We krijgen meer ervaring met fietsen en de spullen die we meenemen. Door het een en ander te wegen zien we beter wat zwaar is en beter thuis kan blijven. En we experimenteren met donsjasjes die lekker licht zijn, maar hopelijk ook warm.
Jan van Diepen

Dag 1. Barneveld-Kasteel Slangenburg.

We vertrekken om 8.45 u van huis en komen om 10.30 u aan in Barneveld. Het is lekker rustig in de trein en we kunnen de fietsen goed kwijt. In Barneveld  is op deze Hemelvaartsdag niet  veel te beleven rondom het station, zodat we maar lekker op weg gaan.
De route planner wijst ons al snel op groene wegen om het dorp uit te komen. Het is fris en bewolkt. Voor fietsen niet erg als je maar in beweging blijft. Buiten het dorp de onvermijdelijke kippen in het weiland, hoewel we er niet heel veel zien. We rijden door boerenland afgewisseld met stukjes bos. Dit is de delta van de Gelderse Vallei.

Voordat de Gelderse Vallei ontstond, lag op deze plek het dal van de Maas. Tijdens de op één na laatste ijstijd, het Saalien, nam een grote ijslob vanuit het noorden bezit van dit dal. De Maas moest hierdoor zijn loop afbuigen naar het westen. Het ijs stuwde de ondergrond op tot hoge stuwwallen; de Utrechtse Heuvelrug en de westflank van de Veluwe. Toen het ijs zich terugtrok bleef er een diep glaciaal bekken achter, dat in het noordelijk deel ongeveer 100 meter diep was. Deze depressie werd sindsdien geleidelijk opgevuld, dit begon al direct na het afsmelten van het ijs. Er ontstond toen een diep glaciaal meer waarin een tientallen meters dik pakket kleiige ijsmeerafzettingen werd gevormd. In de warme periode daarna, het Eemien, steeg de zeespiegel en bereikte de zee de Gelderse Vallei, waardoor zeeklei werd afgezet. In de laatste ijstijd die hierop volgde werd dekzand afgezet. In het Holoceen is er vervolgens lokaal veen afgezet.

Barneveld is dus laag land dat nat is vanwege het water dat van de Utrechtse Heuvelrug en de west kant van de Veluwe wegvloeit. We zien onderweg een aantal beken stromen.
Na enige tijd bij Lunteren wordt het heuvelig en groener en we moeten even flink klimmen. Door de bossen komen we langs Otterlo waar we links af een bosgebied ingaan en enige tijd nemen om bij een uitzichtpunt uit te kijken over de velden en de westkant van het nationaal park de Hoge Veluwe. We kletsen wat met een stel dat ook uit de kinderen is en vandaag een wandeling vanaf de camping maakt. We kijken op de wandelkaart om te zien waar we zijn. In het gehuchtje Mossel drinken we even koffie. Het is buiten koud en het spat een beetje, dus we proberen wat warm te worden onder de warme lamp die in de tot cafézaaltje omgebouwde schapenschuur hangt. Een stel met twee kleine kinderen komen binnen en de kinderen zijn zichtbaar compleet verkleumd door het fietstochtje van hun ouders. Pas na een tijdje krijgen ze weer wat praatjes. C. en ik kijken het aan en proberen ons te herinneren hoe dat ons verging toen we kleine kinderen hadden.
We komen nu op een saai lang stuk weg langs het park. Pas bij het vliegveld Terlet boven Arnhem komen we in het mooiste stukje van de dag nl. het Nationaal park de Veluwe zoom.

De ondergrond van het gebied is grotendeels vormgegeven tijdens de laatste twee glacialen (vaak ijstijden genoemd). Tijdens het voorlaatste glaciaal, het Saalien, werden de aanwezige zandgronden door de gletsjers, die toen vanuit Scandinavië Nederland binnendrongen, opgestuwd tot heuvels, de stuwwallen. Deze heuvels, zoals de Zijpenberg en de Posbank, zijn nu kenmerkend voor het gebied. Het hoogste punt is het Signaal Imbosch(109,9 m). Toen de gletsjers aan het einde van het Saalien smolten, werden door het smeltwater diepe dalen uitgesleten, die in het gebied rond de Posbank nog goed te zien zijn. Tijdens het laatste glaciaal, het Weichselien, bereikten de gletsjers Nederland niet, maar werd door de wind zand en stof in het toen kale landschap verplaatst. In de luwte van de stuwwallen werd het fijne stof afgezet, dat nu in de dalen in het zuiden van het gebied aanwezig is als een laag vruchtbare löss.
We nemen de tijd om rustig over de paden te rijden en volgen de knooppunten die de routeplanner heeft bedacht. We eten op een bankje en kijken uit over een soort heideveld. C.  en ik hebben discussie of je wel of niet een bananenschil in de hei mag gooien. C.  denkt dat het wel verteerd en ik vind het visuele vervuiling.
Het is hier redelijk druk met wandelaars en fietsers. Een groepje jongeren rijdt voor ons uit op de step. De jongens zijn druk bezig en stoer. De meisjes zuchten en puffen,  maar houden ze niet bij. We halen ze rustig in. Op de hoogte van de Posbank gaan we iets naar het noorden richting de onzalige bossen. Mooi rijden is het hier door een asfaltweg zonder autoverkeer. Er wordt veel gebruik van gemaakt door wielrenners in groepjes.  We passeren een stel op een electrische fiets. Dan gaan we meer naar het oosten en met een lange afdaling komen we uit in het IJsseldal bij het plaatsje Ellecom. Nadat we even langs de grote weg hebben gereden steken we de brug bij Doesburg over en komen in het prachtige oude plaatsje.


Doesburg ontving stadsrechten in 1237, een jaar later dan het nabijgelegen Doetinchem. Door de strategische ligging aan de uitmonding van de Oude IJssel in de Gelderse IJssel, is Doesburg lange tijd een belangrijkevestingstad geweest. Tevens had Doesburg een belangrijke economische en bestuurlijke functie als hoofdstad van het Richterambt van Doesburg. De Martinikerk met de 94 meter hoge toren getuigt nog van de toenmalige voorspoed. Door allerlei oorzaken, waaronder de verzanding van de Oude IJssel, nam de welvaart in Doesburg na de 15e eeuw af.
In de Tachtigjarige Oorlog maakte Doesburg veel krijgsgeweld mee, zoals in het jaar 1572, toen de stad bezet werd door Geuzen onder leiding van Bernard van Merode en Willem IV van den Bergh van de week vóór pinksteren tot oktober. De graaf van den Bergh had eerst toegang tot de stad gevraagd, en daarop had de magistraat enige afgevaardigden naar het Hof van Gelre gezonden hoe ze zich hierover moesten gedragen, maar eer het antwoord binnen was, hadden de Geuzen de stad al ingenomen en geplunderd.[1]
Vanaf 1586 kreeg Doesburg een vast garnizoen, gestationeerd in de Mauritskazerne (nu Mauritsveld) . Op last van Maurits werden de Doesburger verdedigingswerken flink verbeterd en uitgebreid in de jaren 1606-1629.
[2]
In 1672 werd Doesburg belegerd en veroverd door de Fransen; zij bezetten de stad tot 1674. Hierna kreeg Doesburg uitgebreide 17e-eeuwse vestingwerken naar ontwerp van Menno van Coehoorn, maar veranderde in een slaperig provinciaal vestingstadje en zou dat tot na de Tweede Wereldoorlog blijven. Dit had ook zijn voordelen, de historische binnenstad met zijn vele monumenten bleef goed bewaard. De stad werd daarom in 1974 als beschermd stadsgezicht aangewezen.

We kijken wat rond maar moeten nog even, dus pauzeren niet. Dan steken we de oude ijssel over en volgen een fietspad langs deze rivier naar Doetinchem

De Oude IJssel is in het verleden een zijtak van de Rijn geweest. Vroeger lag de Oude IJssel zuidwestelijk van de huidige rivier. Ze heeft zich geleidelijk in noordoostelijke richting verplaatst. In het gebied ten westen van de Oude IJssel vindt men nog diverse restanten van oude rivierlopen. Daardoor bestaat de grondsoort hier voornamelijk uit rivierklei. Aan de noord en oostzijde bevinden zich zandige rivierduinen. De Oude IJssel voert tegenwoordig vooral regenwater uit het stroomgebied in Duitsland en de Achterhoek af. In het verleden werd er ook wel Rijnwater afgevoerd, als de Rijn in Duitsland buiten zijn oevers trad. Daarbij werd dan op Duits grondgebied een verbinding gevormd tussen Rijn en Oude IJssel.
Aan de vanoudsher goed bevaarbare Oude IJssel liggen verschillende steden in de Achterhoek. De plaats Doesburg ligt op de plaats waar Oude IJssel en Gelderse IJssel samenvloeien. Vroeger heette de rivier de Salle. Ook de stad Doetinchem is langs de Oude IJssel gebouwd.
Langs de Oude IJssel is ook de Nederlandse ijzerindustrie ontstaan. De ijzergieterijen die hier ontstonden (zoals DRU en Vulcanus) zijn in wezen de voorlopers van de Hoogovens in IJmuiden. Deze industrie ontstond hier omdat het gebruik kon maken van de ijzeroer die hier in de grond zit. De rivier zorgde natuurlijk voor een geschikt transportkanaal.

In Doetinchem kijken we even naar een reusachtige tent die voor de kerk op het plein staat. Deze week is er de wandelvierdaagse. Het is het eind van de middag en er wordt opgeruimd.  Een van de organisatoren vertelt  dat er vier wandeldagen zijn, maar dat mensen ook losse dagen mee kunnen doen. Er zijn zo’n 1000 deelnemers. Het is in ieder geval een mooie omgeving voor zo’n evenement en wat opvalt is de rustige gemoedelijke sfeer. Wij wonen in een veel stadsere omgeving, met ook ander gedrag.
Het  blijkt dat we nog 8 km verder moeten om de camping bij Slangenburg te bereiken. Met de routeplanner van de Garmin zoeken we de route en komen over het erf van een boer. Hij vindt het niet zo leuk dat we daar komen vertelt dat hij ook Google heeft gevraagd om zijn weggetje van de kaart te halen, omdat het privéterrein is. Na het gesprekje mogen we toch door. De planner is (niet slim) ingesteld op wandelen dus we gaan over bospaadjes, langs het kasteel en komen bij de camping uit. Ik verwonder me nog steeds over de preciesheid van de gps.

Frederik Johan van Baer (1645-1713), verloor zijn vrouw na een ernstige ziekte. Hij verrijkte de Slangenburg met schilderingen die hem constant herinnerden aan zijn geliefde vrouw. Van Baer was niet alleen een goed officier en een zeer ontwikkeld en kunstzinnig iemand, hij was ook een uitstekend landbouwkundig econoom. In die tijd lag het kasteel in een eenzame streek temidden van heidevlaktes en vochtige bossen. Hij kocht van de stad Doetinchem de "Doetinchemse Heide" en legde dwars over het terrein een uitgebreid lanenstelsel aan dat nog steeds in zijn originele vorm bestaat. Een groot deel van de heide werd ontgonnen en bebost met eiken, beuken en dennen. In 1679 legde hij ook het park rondom het kasteel aan in de toen toonaangevende formele parkstijl, waarvan de kenmerken - strakke rechte lijnen met een geometrisch patroon - weinig bewaard zijn gebleven. Wat het kasteel zelf betreft, Van Baer bouwde de voorvaderlijke havezate, die slechts bestond uit de westelijke toren met aangrenzend bouwwerk, uit tot het U-vormige slot dat wij nu kennen. Na WO II werd het huis beheerd door de Rijksgebouwendienst en de landerijen door staatsbosbeheer.


De vader van de beheerder van de  camping wacht op ons en we schrijven ons gelijk in. We kiezen voor het grote veld waar twee tipis, een caravan en een familietent staat. Het is verder nog heel rustig op de camping. We hebben 87 km gereden. Dat is te veel voor een eerste dag. Ik maak snel eten en het is te koud om bij de tent te zitten, zodat we nog even naar het kasteel fietsen om te zien of we oud collega Wim Al kunnen spreken. Hij is, voor een paar dagen per week,  geestelijk verzorger in het gastenhuis van het klooster. Er staan strenge bordjes verboden toegang op het voorplein en we durven niet door de hoofdingang te lopen. Dan maar een kleine wandeling om het terrein heen. Bij de tent maak ik nog wat thee en dan duiken we het bed in want het is behoorlijk fris.

Dag 2. Slangenburg-Boekelo

C. is vroeg en gaat douchen. Ik volg haar een half uurtje later en loop naar het toiletgebouw. Het gras nog erg nat en koud. We hebben niet goed op het kompas gekeken, waardoor de tent deze morgen in de schaduw staat, terwijl er 10 m verder een lekker zonnetje schijnt. We ontbijten in de zon en maken ook de tent leeg en zetten deze in de zon om te drogen. Rond 9 uur rijden we weg. Als ik de nieuwe route instel blijkt deze langs de camping te lopen. We rijden door een boerenlandschap naar het oosten. Het is beter weer, maar de felle zon van de ochtend is weg. Er staat wat meer wind.
We rijden over een brede onverharde boerenweg, die hier nog te vinden in tegenstelling tot het westen en kopen een potje honing aan de kant van de weg om dit aan A. waar we vandaag naar toe gaan te geven. De koffiepauze is in Barlo, waar we onder aan een flinke heuvel pauzeren en zien hoe een loonwerker het gras maait.

Barlo ligt op de westelijke rand van het Oost-Nederlands plateau, een oud rivierterras van de Rijn uit het Onder- en Midden-Pleistoceen. De westelijke hellingen van dit hoger gelegen gebied worden doorsneden door een aantal smeltwaterdalen die als droge dalen aanwezig zijn. Hierdoor is een glooiend landschap ontstaan.
Barlo moet al in de prehistorie bewoond zijn geweest, getuige een grafveld uit die tijd en sporen van een nederzetting uit de ijzertijd bij de boerderij Ongena.[2]
Bronnen vermelden dat rond 1500 in Aalten een tweetal papierfabriekjes/papiermolens werden opgericht, een aan de Slinge en een aan het Zilverbeekje in Barlo. De gebroeders Pannekoek dreven de papiermolen in Barlo. Het heldere water van het Zilverbeekje werd zeer geroemd en men was in staat een helderwit papier te maken. Toen er door de landeigenaren veel sloten werden gegraven om de afwatering beter te regelen, droogde de Zilverbeek in de zomer langzaam uit en rond 1560 werd de fabriek in Barlo van een papierfabriek een pottenfabriek.

Op weg naar Winterswijk komen we een stel fietsers tegen die ook met bagage rijden. Ze hebben aluminium stoeltjes achterop. C. praat met de man en die vertelt dat ze een tent van 6 kg bij zich hebben, zodat ze met stoeltjes binnen kunnen zitten. Carla vertelde hem dat wij alles op een weegschaal hebben gelegd. De man zegt dat veel mensen hen uitlachen, maar dat ze zich hier niets van aantrekken. Ze hebben al wat fietservaring en zijn van plan om deze zomer naar Rome te fietsen. Het is mooi om te zien hoe fietsers allemaal hun eigen aanpak ontwikkelen en zich daar ook goed bij voelen. De spannende vraag is hoe leerbereid men blijft, naarmate de leeftijd hoger wordt. 
We doen wat boodschappen en lunchen in het zonnetje op de rand van de stad. Dan volgen Meddo en het natuurgebiedje bij Zwillbrock.


Het Zwillbrocker Venn of (minder gebruikelijk) Zwilbroeks veen is een natuurgebied aan de Nederlandse grens net ten noorden van Meddo, grenzend aan de Nederlandse gemeenten Berkelland en Winterswijk. Dit beschermd natuurgebied is een broedplaats voor meer dan honderd vogelsoorten. In het moerasgebied broedt de grootste binnenlandse kokmeeuwenkolonie van Duitsland, met 16.000 getelde meeuwen. Verder is het Zwillbrocker Venn het meest noordelijk gelegen broedgebied voor flamingo's in Europa. Meer dan veertig flamingo's houden zich in het gebied op.


Iets boven Rekken is er een theetuin. We hebben  zin in wat drinken. We rijden de fietsen achter het huis en een jong meisje legt uit dat we in het tuinhuisje koffie of thee kunnen zetten en gebruiken van de cake en koek die is uitgesteld. De deal is dat we naar waardering geld in de pot doen. We nemen thee en koffie en een plak zelfgemaakte notencake. En tegenover de aangeboden gastvrijheid kunnen we niet anders dan een waardige tegenzet doen. 
Dan duiken we tussen Buurse en Haaksbergen een groot heidegebied in.
Op de afgesproken tijd van 17 u bellen we bij de zus van C. aan en worden getrakteerd op wijn en lekkere maaltijdsoep. Na het eten douchen we en lees ik wat in de krant. Ik ben erg rozig door de hele dagen rijden in zon en wind. We sluiten rond 10 uur de avond af met een wijntje en gaan gauw slapen in de naaikamer van A.

Dag 3: Boekelo - Haarle

De routeplanner heeft vandaag een vreemde route voor ons gevonden. We gaan dwars door de stad Enschede heen en dan naar De Lutte, waar we weer iets meer in het buitengebied komen. Hier is het landschap afwisselen bosrijk en landelijk. We lopen even bij een landschapswinkel binnen en maken op een mooi topje koffie voor onszelf. Het is hier druk met hardlopers en fietsers. Dan naar het westen en rijden we Oldenzaal binnen.


We komen landgoed Oldenzaal en rijden dwars door een nieuwe woonwijk van Almelo. In Zenderen zoeken we een winkel, maar ontdekken zo hoe sommige gebieden leeg lopen. In dit dorp is alleen een soort gemeenschapshuis met een klein winkeltje voor de ouderen van het dorpje. Dan vinden we een plekje om te eten bij het riviertje de Regge. Het ligt bij een natuurproject van het waterschap met de naam de Doorbraak.  Er is een beek aangelegd tussen de Bornse beek en de Regge. Het  doel is om dieren een soort vrije doorgang te geven en te zorgen voor waterbeheer. Opmerkelijk is dat het schone water met een buis onder het Twentekanaal door gaat.


De Doorbraak is een beek in aanleg van zo'n 13 kilometer lengte met een dal van gemiddeld 75 meter breed. De beek en het omliggende gebied moeten in de toekomst verdroging en wateroverlast tegengaan en vormt een ecologische verbindingszone tussen de Sallandse Heuvelrug en Noordoost Twente

Dan rijden we door Rijssen, waar deze zaterdag veel mensen op de been zijn en op de terrassen zitten. Het is warm en vol maar onze interesse gaat meer uit naar de natuur, dus we laten het stadje aan ons voorbijgaan. Het is vervolgens nog een flink stuk naar de camping bij Haarle. We moeten flink klimmen op de zuidkant van de  Holterberg.

De Holterberg is een heuvelachtig gebied, dat onderdeel uit maakt van het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug. De Holterberg dankt zijn naam aan het Overijsselse dorp Holten dat ten zuiden van dit gebied ligt. In het noorden grenst dit gebied aan de Haarlerberg en Noetselerberg. Dit natuurgebied omvat veel heidevelden die worden afgewisseld door (naald)bossen. Alleen op de Holterberg en de Hoge Veluwe komen in Nederlandkorhoenders voor.
Op de Wullenberg, het zuidelijk deel van de Holterberg, ligt het natuurmuseum Natuurdiorama Holterberg.
Ongeveer drie kilometer ten noorden van de Holterberg ligt de Grote Koningsbelt.


Het is even zoeken naar de natuurcamping die midden in het bos ligt, maar het lukt goed met de gps waar ik het waypoint in opgeslagen heb en waar de routeplanner me naar toe leidt. Er staat bij de slagboom een bordje dat de camping vol is, maar we lopen door en zien op de overzichtskaart de plaats voor trekkers. Daar staat niemand. Het is een mooi plekje in de zon, zonder dat we anderen tot last zijn. We zitten nog in het voorjaar en de zon zakt snel achter de bomen weg, waardoor het kouder wordt. Een ander stel dat later komt zoekt achter op het veld een plek en zij hebben langer plezier van de warmte van de zon. Er is veel drukte doordat er drie families zijn met kleine kinderen die druk zijn met het maken van een kampvuur en spelletjes. We douchen, lezen wat en eten ons prutje. We lopen door het bosgebied en kletsen wat met het stel dat met een klein tentje achter op het veld staat. Ze geven wat tips over leuke mooie groene kampeerplekjes die ze ontdekt hebben. Ze komen uit Amsterdam en gaan wel eens voor een nacht naar de kampeerplek bij de Woerdense verlaat. Een idee.

Dag 4. Haarle - Putten.

De volgende dag staat C. redelijk vroeg op en gaat douchen. Ze krijgt sjans met een bijzondere kampeerder die wacht bij  de douche. Later bij het ontbijt komt hij langs om een praatje te maken. Hij is alleen en heeft in zijn auto 5 lichtgewicht tenten liggen. Op Marktplaats heeft hij gister een nieuw exemplaar voor een redelijke prijs op de kop getikt en deze wil hij uitproberen. Hij woont in Amersfoort  waar hij bijna nooit is, omdat hij door het land trekt en natuurcampings bezoekt. Het gevolg is dat hij in 2013 de wedstrijd van de vereniging van natuurkampeerterreinen heeft gewonnen door op zoveel mogelijk verschillende terreinen te kamperen. Wat kunnen ‘gekke’ mensen toch ook weer normaal en bijzonder zijn. Na deze wonderlijke ontmoeting breken we op en rijden met een straf tempo het gebied uit, zodat we rond 12 uur koffie kunnen drinken op de grote markt van Deventer. Het is lekker in het zonnetje op het terras, en er komen steeds  meer mensen bij ons zitten. Er is een soort kunstmarkt waar thuiskunstenaars hun spullen tonen, maar waar je ook materialen kunt kopen. We neuzen wat rond. C. wil een kledingwinkeltje bezoeken en we rijden nog wat door de oude stad voor we de pont over de IJssel opzoeken. Wat blijft deze stad toch een juweeltje. Met haar geschiedenis en haar ligging langs de IJssel. 
Dit is een plek met herinneringen. Toen onze zoon 5 maanden oud was hebben we hier met vrienden in het Pinksterweekend gekampeerd. De bak van de kinderwagen was het bedje voor het mannetje. Het was ook toen nog fris in het voorjaar, maar hij sliep prima. Voor ons was het de overgang van 'vrijgezel leven' naar meer structuur en vastigheid door komst van kinderen.

De IJssel is een aftakking van de Rijn die tussen 1000 en 2000 jaar geleden is ontstaan na een plotselinge natuurlijke wijziging van de rivierloop. Recent onderzoek zou uitwijzen dat de rivier pas in de vroege Middeleeuwen, tussen omstreeks 600 en 950 na Christus, voor het eerst werd gevoed met water uit de Rijn, waardoor ze veel breder en dieper kon worden. Daarvoor waterde het gebied ten zuidoosten van Zutphen via de Oude IJssel en de Berkel naar het zuiden af. Door een in de loop der tijd verslechterende afvoer zou een barrière bij Zutphen zijn doorbroken waardoor de stroomrichting van de IJssel zich naar het noorden verplaatste. Sommige archeologen wijzen er op dat Deventer omstreeks 800 al een belangrijke handelsstad was met blijkbaar een vrije doorvaart naar het zuiden. De IJssel is in ieder geval een betrekkelijk jonge rivier die een al veel langer bestaand dal tussen Veluwe en Salland volgt.

Historische bronnen suggereren dat de IJssel in de Romeinse tijd nog niet was verbonden met de Rijn. Romeinse geschiedschrijvers tekenden op dat de veldheer Drusus in het jaar 12 v.Chr. een kanaal groef van de Rijn naar het 'Lacus Flevo' (een meer op de plaats van het tegenwoordige Flevoland, wel beschouwd als de voorloper van het IJsselmeer. Dit was onderdeel van een veldtocht naar het huidige Noord-Duitsland, met als doel het Romeinse rijk tot aan de Elbe te vergroten. Troepentransport en bevoorrading zou dan met boten via het Lacus Flevo en verder door Friesland hebben kunnen plaatsvinden. Het kanaal werd met succes voltooid, maar het vervolg van de veldtocht mislukte. De Rijn bleef de noordgrens (Limes) van het Romeinse Rijk. Mogelijk heeft Drusus' kanaal (Fossa Drusiana) wel het ontstaan van de huidige bovenloop van de IJssel bevorderd of zelfs veroorzaakt. In ieder geval ontstond in de eeuwen na de Romeinse tijd de Gelderse IJssel en was zij een natuurlijk meanderende rivier.

Een oude naam van de IJssel is "Isala", wat net als de streek "Salland" is afgeleid van de Salische Franken of Saliërs. Dit was een belangrijk stammenverbond van Germanen in het IJsseldal en Salland, dat zich in reactie op de macht van het Romeinse Rijk gevormd had. Later waren zij onderdeel van het Frankische Rijk. De naam Isala/IJssel zou ook refereren aan het Latijnse woord voor 'stroom'. In een schenkingsakte uit 797 na Chr. is er sprake van bossen langs de Hisla. Het noordelijk deel van de Gelderse IJssel wordt in 814/815 ook aangeduid als Salahon, hetgeen betekent daar waar de IJssel uitmondt.[5].

Reeds in de vroegste middeleeuwen kwamen steden als Kampen, Zutphen en Deventer dankzij hun ligging aan de IJssel tot grote bloei, al ruim voor het jaar 1000. Ook de Vikingen konden de nederzettingen via de IJssel bereiken en plunderen. Later, in de tijd van de Hanze (+/- 1350-1450), was de IJssel een belangrijke internationale handelsroute; De steden langs de IJssel: Doesburg, Zutphen, Deventer, Hattem, Zwolle en Kampen waren dan ook bij de Hanze aangesloten. Overijssel is (via de Heerlijkheid Overijssel) vernoemd naar de IJssel en plaatste in 1948 een symbolische weergave van de rivier in de Overijsselse provincievlag.

Daarna  zoeken we onze weg naar het westen. Het idee is om in Nunspeet de trein te pakken en deze middag nog een stukje Veluwe te bekijken. We steken ten noorden van Apeldoorn bij Twello de westoever van de Ijssel over en rijden een lange tijd door de bossen van het Kroondomein, waar het erg verlaten is en behoorlijk steil met klimmetjes.
De Koninklijke Houtvesterij is een uitgestrekt bos- en heidegebied dat gekenmerkt wordt door natuurschoon, stilte en rust. Door het ontbreken van bebouwingen en voorzieningen is het een weids gebied dat heel oorspronkelijk oogt. De voornaamste bestemming van de Koninklijke Houtvesterij was in het verleden jacht en bosbouw. Van oudsher is het gebied bekend om zijn wild. Hier heeft u de kans om edelherten, reeën of wilde zwijnen in een bijna natuurlijke omgeving waar te nemen.

De Koninklijke Houtvesterij ligt midden op de Veluwe, tussen Apeldoorn, Vaassen en Uddel en beslaat een gebied van ongeveer twaalf bij zestien kilometer. Het is daarmee het grootste aaneengesloten landgoed van Nederland. Het totale oppervlak telt bijna 9.700 hectare en bestaat uit 7.900 hectare bossen, 1.550 hectare heidevelden en 250 hectare landbouwgrond. De Koninklijke Houtvesterij bestaat uit drie boswachterijen, Gortel, Uddel en Hoog Soeren.

We komen uit in Elspeet.  Het is deze zondag erg druk op de fietspaden en we het wel goed zo en zoeken in plaats van Nunspeet bij Putten het trein station op. Dit ligt buiten het dorp, waar we op tijd zijn voor de trein naar Amersfoort, maar er is een trein uitgevallen waardoor we een half uur moeten wachten. Daarna is de verbinding goed en zijn we uiteindelijk rond 17 u in Haarlem. We hebben in vier dagen 320 km gefietst, met een gemiddelde van 16 km per uur.  Het was een mooie training voor onze zomervakantie. 
Download  de track of kijk