maandag 30 juli 2018

Haarlem Coevorden + Fietserpad





Zondag

Na een tocht langs het Fietserpad van Maastricht naar Nijmegen in 2017 gaan we nu vanuit Groningen naar het zuiden. We vertrekken dit keer vanuit Haarlem om in Callantsoog familieweekend te houden. Daar begint onze tocht met z'n tweeën en rijden we richting Friesland. We komen de komende dagen door een drietal bijzondere landschappen. Allereerst het eiland Wieringen, vervolgens trekken we door het laagland van Friesland en Groningen en tenslotte rijden we door de Drentse bossen. Elk van deze landschappen heeft een eigen karakteristiek en geschiedenis. Door die te kennen krijgt volgens mij de fietstocht een extra waarde. Door dit 'landschap te lezen'  als het gaat om de geologie, structuur, cultuurgeschiedenis en biologie wordt het fietsen een belevenis.  Ik geef in dit reisverslag van een aantal plekken een beschrijving gebaseerd op wat ik kon vinden op internet. De lezer die meer wil weten kan doorklikken op de links onder aan dit verslag. 


Maar om bij die landschappen te komen moeten we allereerst het Noord-Hollands kanaal oversteken en we ontdekken dat er niet echt veel bruggen zijn gebouwd over dit kanaal. Dat had wel een reden:

Omdat de haven van Amsterdam slecht bereikbaar werd voor schepen en met de doorsteek door de duinen nog niet aan durfde werd er in opdracht van Koning Willem 1 een kanaal gegraven dat in 1824 klaar kwam.
Met het werk werd in de zomer van 1819 begonnen; er werd met de schop gegraven door een legertje van 9000 slecht betaalde arbeiders. De lonen, door Jan Blanken vastgesteld op 1,30 gulden per dag voor een ongeschoolde arbeider, lagen in de werkelijkheid op 50 cent per dag. De werkzaamheden waren zwaar, alles gebeurde met schoppen, kruiwagens en paarden, en de behuizing en voeding waren slecht. De aannemers waren verantwoordelijk voor de behuizing van het personeel, maar dit gebeurde niet altijd en veel mensen woonden in zelfgemaakte bouwsels dicht bij de werkplek. Vooral in de winter was het leed groot. Regelmatig waren er ongeregeldheden en de regering werd genoodzaakt militaire eenheden langs het kanaal te stationeren om de controle te behouden. 
Het kanaal had een lengte van 80 kilometer. Het was 40 meter breed aan de waterspiegel en een diepte van 6 tot 7 meter over een bodembreedte van bijna 10 meter. Het was destijds het breedste en diepste kanaal ter wereld. Het kanaal heeft zo’n 11 miljoen gulden gekost en de aanleg duurde ongeveer vijf jaar.Afbeeldingsresultaat voor vlotbruggen noord hollands kanaal
Bijzonder aan het Noordhollandsch Kanaal zijn de vlotbruggen. De vlotbruggen zijn toegepast omdat het in de tijd van de aanleg van het kanaal nog niet mogelijk was bruggen te bouwen met een grote overspanning. De breedte van het kanaal was 37 meter, genoeg om twee linieschepen van de marine te kunnen laten passeren. Een veerpont zou te veel oponthoud voor de bewoners teweegbrengen.

Gelukkig is er op deze zondag een pontje beschikbaar op de hoogte van Anna Palowna. We passeren het dorpje Breezand en rijden naar het oosten om bij de van Ewijcksluis de dijk op te rijden naar Wieringen. In het rechte stratenplan zie je duidelijk dat dit een later ontwikkelde polder is.







Op Wikipedia vind ik deze informatie:

Het gebied waar de Anna Paulownapolder ligt was van de zevende tot en met de twaalfde eeuw al een landbouwgebied. Er volgde een periode van overstromingen waarna de streek verlaten werd.
Na inpoldering van de Zijpe, in de 16e eeuw, werden langzaamaan ook andere gebieden in de Kop van Noord-Holland ingepolderd. Pas in 1846 werd als laatste de Anna Paulownapolder drooggemaakt. Voor de hiertoe opgerichte particuliere Maatschappij tot Droogmaking van de Anna Paulownapolder was het geen succes, de grond in de polder bleek als landbouwgrond nauwelijks verkoopbaar. Oorzaak hiervan was het zoutgehalte van de grond die eeuwenlang door de zee was overspoeld. Het zou vele jaren duren voordat het zout uit de grond was verdwenen.[1] De maatschappij werd al in 1848 failliet verklaard. Een deel van de uit Gelderland gekomen tuinders verdween weer snel, maar anderen hadden geen andere keus dan er het beste van te maken. Zij ontdekten na verloop van tijd de schapenteelt, omdat deze dieren de zilte planten graag bleken te eten. In 1910 kwam daarbij de bloembollenteelt.

We rijden na de brug van Wieringen gelijk naar de Waddenzee kant en volgen de dijk. Het eiland is licht glooiend en er zijn mooie bochtige kleine weggetjes met heggen langs de kant. Je voelt onmiddelijk dat dit mooi oud land is, maar hoe zit dat nu precies.


Dit 'glooiende landschap is gevormd door een stuwwal, veroorzaakt door het opdringende landijs dat tijdens het Saalien de zandige ondergrond van Wieringen opstuwde. Deze stuwwal, waar het landijs ook nog eens keileem op deponeerde, loopt als een heuvelrug over de lengterichting van het eiland. Hij springt vooral bij Westerland (12 m +NAP) en bij Stroe-Oosterland in het oog. De keileem (grondmorene) is op sommige plaatsen wel 20 meter dik en bevat veel zwerfstenen. In het laatste glaciaal, het Weichselien, zette de wind over deze keileem heen een laag dekzand af. De zeespiegel lag in deze tijd veel lager, rondom Wieringen lagen uitgestrekte gebieden droog. De keileemgronden van Wieringen werden doorsneden door geulen. Smeltwaterdalen en droge dalen wisselden elkaar af. Ten noordwesten van Stroe en ten westen van Westerland heeft de invloed van de zee gezorgd voor kliffen en oeverwallen. In het laatste tussen glaciaal, het Eemien, was Wieringen samen met Texel een groot eiland, tijdens de laatste ijstijd werd Wieringen weer een met zijn omgeving. In het holoceen lag lange tijd voorbij Wieringen en Texel een strandwallen complex dat van Bergen tot Vlieland liep. Het gebied ten  Noorden van Wieringen was een uitgestrekt kweldergebied met zandplaten afgewisseld met uitgestrekte veengebieden. Stijgende temperaturen zorgden voor smeltwater en een stijgende zeespiegel totdat de zee een deel van West-Nederland bedekte. Hierop volgden afzettingen en veengroei waardoor de kustlijn zich weer naar het Noord-Westen verplaatste en Wieringen weer verbonden raakte met het vasteland om pas in de late middeleeuwen weer een eiland te worden. De combinatie van een stuwwal met kliffen is zeldzaam, en naast Wieringen alleen te vinden in Gaasterland en Urk. Buitendijks, in de huidige Waddenzee, ligt een abrasievlakte, Breehorn, een door het landijs geschuurde vlakte met veel zwerfstenen. Deze vlakte en de eerder genoemde kliffen, keileemafzettingen en stuwwallen maken van Wieringen een aardkundig zeer waardevol gebied'.

We rijden langs de haven van Den Oever en vinden een bankje voor een kopje koffie aan de IJsselmeerkant van het begin van de afsluitdijk. Een man die bij een camper zit, komt vragen of ik een sleutel heb zodat hij zijn stuur vast kan zetten. We maken even een gesprekje over zijn en onze fietsavonturen.
We hebben geluk want de wind staat de goede kant op en met een vaartje van zo'n 24-25 km rijden we de 30 km van de dijk en dan pauzeren we bij de kerk op een bankje in het kleine dorpje Zürich. Het dorpje is deze zondag uitgestorven en van een meneer die langs loopt, horen we dat het café onlangs gesloten is.

Via de waddenzeedijk rijden we naar het noorden en zien we in de verte Harlingen liggen. De eilanden Vlieland en Terschelling lokken, maar we hebben een ander doel.  Op de hoogte van Kimswerd gaan we naar het oosten en passeren we Aarum en Achlum. Na de brug over het van Harinxmakanaal rijden we richting Franeker waar we boodschappen doen. Het is mooi zonnig weer en het is mooi vlak land waar we door heen fietsen. Nu pas ervaren we goed hoe uitgestrekt deze provincie is. De kleine dorpjes zijn zeer authentiek met oude (arbeiders)huizen, maar je ziet ook moderne nieuwbouwwoningen.

Franeker is een oud plaatsje en is bekend van het planetarium. We verkennen kort het centrum en

rijden daarna de stad uit naar het zuiden waarna we opnieuw het Harinxma kanaal oversteken. We hebben niet gekozen voor de snelste weg, maar volgen een route langs knooppunten en slingeren zo door het landschap. Na Dronrijp krijg ik een lekke band in het voorwiel die ik vervang door een nieuwe binnenband te plaatsen. Op de hoogte van Marsum steken we door naar de noordkant van Leeuwarden waar we een rustige kleine camping vinden met veel tourfietsers. 



Een van hen is een fransman uit Gap die al vaker in Nederland op fietsvakantie is geweest. Hij is met drie vrouwen op stap en dit jaar speciaal voor Leeuwarden culturele hoofdstad. We hebben deze dag 110 km gereden. We maken wat eten en liggen deze avond vroeg in bed.

Maandag

We willen voor dat we het Fietserpad gaan doen een paar dagen uitrusten op Schiermonnikoog. De boot gaat vandaag om 15.30 uur vanuit Lauwersoog. We breken vroeg op en gaan koffiedrinken in de binnenstad. We zoeken naar informatie over de activiteiten vanuit de Culturele hoofdstad, maar vinden niet veel. Bovendien het is maandagmorgen 9.30 uur en de stad is nog maar net aan het ontwaken.

Op het Oldehoofsterkerkhof vinden we een soort tribune die zicht geeft op een (kerk)toren en grote letters op het plein. Het thema is taal en identiteit. Na wat boodschappen in de mediamarkt pakken we de route op naar Dokkum die onvermijdelijk langs de Dokkummer Ee gaat. Bij Lekkum vragen we de weg om op het fietspad aan de westkant van dit riviertje te komen. Een aardige man legt uit hoe we via een kerkpad bij Wyns kunnen komen waar een pontje is. Daar ontdekken we dat de route juist daar naar de rechterkant van de rivier gaat. Bij Burdaad gaat de route weer terug naar de linkeroever. Hier doen we wat boodschappen. Over de brug gaan we linksaf en passeren een molen en een camping bij het lokale haventje. Een mooi plekje.

Dan volgen we opnieuw het trekvaartpad en rijden als van zelf Dokkum binnen. Opnieuw een heel historisch plaatsje. We zijn toe aan een tweede kopje koffie en zoeken een plekje in de schaduw iets buiten het stadje.

Oostergo en Dokkumer Ee. 

Deelgebied Oostergo is een dunbevolkt landschap met oeroude terpen. Het is een negen tot maximaal vijftien kilometer brede kleistrook ten oosten van de voormalige Middelzee, vandaar de naam Oostergo. Op de kwelderwallen langs de oude kustlijn van de Middelzee en de Waddenzee wordt op de lichte zavelklei akkerbouw bedreven. Ten zuiden daarvan ligt een gordel zware knipklei en hier overheerst de veeteelt. De steden Leeuwarden en Dokkum zijn veruit de grootste nederzettingen van het deelgebied, dat verder veel kleine dorpen telt. De Dokkumer Ee was vroeger een belangrijke scheepvaartverbinding voor transport van grondstoffen en materialen tussen Leeuwarden en Dokkum en is ontstaan door de samenvoeging van verschillende riviertjes. 
Geologie
Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (250.000-130.000 jaar geleden) werd geheel Friesland bedekt door dikke lagen ijs. Gletsjertongen schuurden voor het vanuit Scandinavië schuivende ijs brede, ondiepe dalen uit. Een daarvan was de Boorne, die naar de latere Waddenzee uitstroomde. In de ijstijden werden lagen keileem en dekzand afgezet. Rond 8000 jaar v.Chr. begon het huidige geologische tijdperk, het Holoceen. Door de stijgende temperaturen smolten de ijskappen en de zeespiegel steeg. De zee zette in noordelijke en westelijke delen van Friesland kleipakketten af. Een groot deel van dit gebied werd kwelderland, een waddenzee met diepe geulen en zandplaten. De Oer-Boorne, die in deze periode nog wat meer westelijker lag, werd omzoomd door relatief hoog gelegen kwelderwallen. Aan de oostelijke oever van deze rivier ontstond het Hoog van Oostergo. De strandwal verder noordwaarts werd door rivieren als de Lauwers en de Boorne doorbroken en zo werden de Waddeneilanden gevormd. Ten zuiden van Oostergo werd een groot deel van Friesland bedekt door een laag hoogveen. 

Vroegste bewoning
Bij Bornwird (ten westen van Dokkum) zijn ploegsporen in een akker van 5000 jaar oud teruggevonden, de oudste van Friesland. Toch was in die tijd hier nog geen sprake van permanente bewoning. Op de kwelders zal hooguit gejaagd en geweid zijn. Toch zijn er bij Oostrum in Dongeradeel in 2006 al restanten van een nederzetting gevonden uit ongeveer 3000 v.Chr, van de Trechterbekercultuur. Na  de 7e eeuw v.Chr.  kwamen vanuit de zandgebieden van het Drens-Friese Plateau en misschien Noordwest-Duitsland en het verdrinkende Noord-Holland de eerste blijvende bewoners naar Oostergo. Door de stijging van de zeespiegel werden zij enige tijd later gedwongen de kwelder- en oeverwallen op te hogen. Zo ontstonden de eerste huisterpen die in veel gevallen uitgroeiden tot dorpsterpen. Dit gebeurde het eerst in het zuidelijk en westelijk deel van Oostergo. Aan de Waddenkust verrezen terpenslieren als Hijum-Hallum-Marrum-Ferwerd-Blija-Holwerd-Ternaard en aan de Boorne (later de Middelzee) Leeuwarden-Jelsum-Cornjum-Stiens. De terp van Hogebeintum, dat toen nog aan zee lag, was met bijna 10 meter de hoogste. 

In de Romeinse Tijd was Oostergo vrij dicht bevolkt. Na de terpenreeksen op de kwelderwal werden ook overal terpen en wierden in het achterland opgeworpen. Vanuit het zuiden van Oostergo werd bovendien vanaf het begin van de jaartelling de zuidelijke veengebieden gekoloniseerd. In de Volksverhuizingstijd verdween een groot deel van de bevolking Frisia en ook Oostergo. Er zijn geen sporen van geweld gevonden, dus zal het waarschijnlijk om een vrijwillige emigratie zijn gegaan. In ieder geval was Oostergo rond 600 n.Chr. weer bewoond, vermoedelijk door migranten uit Noord-Duitsland. 

Middeleeuwen
Vanaf de 8ste eeuw werd Frisia en ook deelgebied Oostergo gekerstend. Na de Slag aan de Boorne (de grens tussen Westergo en Oostergo) in 734 stond Friesland onder Frankisch bewind. De Franken probeerden door middel van missionarissen het noorden te bekeren tot het christelijke geloof. Na de moord op Bonifatius in 754 werd de kerstening van hogerhand doorgezet. In de grotere terpdorpen verrezen de eerste kerkjes, veelal nog van hout. Oostergo werd vanaf die tijd een nog door lage dijkjes gefixeerd kwelderlandschap, dat rijk werd door de internationale doorvoerhandel. In de 11e en 12e eeuw werden vervolgens dijken rond geheel Westergo en Oostergo gelegd, dus ook langs de Middelzee. In deze periode werden veel kloosters in Oostergo gesticht, vooral aan de randen van het gebied. De belangrijkste kloosters waren die van Ferwerd, Dokkum en Hallum uit de 12e eeuw, terwijl er ook kloosters in Niawier, Bergum, Leeuwarden en Metslawier verrezen. Een teken van zowel bloeiende geestelijk leven als een gezonde economie was ook de vaak door kloosters geëntameerde verstening van de dorpskerken vanaf de 11e eeuw. Hiervan zijn er nog veel pareltjes bewaard gebleven in Oostergo.

Naast de radiaire, blokvormige en langwerpige terpen waren er ook zogenoemde handelsterpen. Zij ontstonden in het begin van de handelsperiode van de Friezen, rond 800 n.Chr., en lagen meestal op een oeverwal langs een kreek of bij een zeearm vlak achter de kustlijn. Zij hadden een langgerekte vorm met een centrale weg. Leeuwarden was zo’n handelsterp, dat aan de monding van de Zuider Ee aan de Middelzee lag. Dokkum op zijn beurt lag dichtbij de monding van de Noorder Ee in de Lauwerszee. In de 13e eeuw werden de Noorder en de Zuider Ee door het graven van een nieuw kanaal tussen Tergracht en Birdaard met elkaar verbonden en kreeg het water de benaming Dokkumer Ee. Leeuwarden en Dokkum zouden in de Middeleeuwen uitgroeien tot de enige Friese steden van Oostergo. Toen lag Leeuwarden overigens al niet meer aan zee, want eind 13e eeuw waren de verlanding en de successievelijke inpolderingen van de Middelzee al voorbij deze stad gekomen. Door de inpoldering van Het Bildt, enkele eeuwen later, werd Leeuwarden definitief een landstad. 


Via Metslawier en Anjum rijden we langs het Lauwersmeer en naar de vertrekplek van de boot. We zijn iets te vroeg en lunchen op een bankje in de schaduw. We kopen voor een kleine 50 euro twee kaartjes voor de boot en de fietsen. Boven op het dek is het te warm om het lang uit te houden, maar beneden in het restaurant is het lekker fris.
Na drie kwartier varen we het haventje binnen en we rijden gemakkelijk de boot af. Er staan al veel passagiers te wachten voor de terugtocht. We zoeken het dorpje op dat drie kilometer naar het westen ligt en kopen een kaart van het eiland bij het VVV. Het is erg druk met fietsers op het centrale knooppunt bij de supermarkt. Vervolgens zoeken we onze weg naar de camping. We proberen ons voor de grote groep mensen die met de bus aankomen, in te schrijven. (We hebben geen plek gereserveerd). Na het registreren brengt een medewerker ons naar een veldje. Het wordt een plek in de zon, maar gelukkig is er ook schaduw van een klein Berkenboompje. We nemen 's avonds de tijd om op het strand te kijken en wat te eten in het dorp. Het is een zwoele warme avond en dat beloofd niet veel goeds voor de temperatuur de volgende dag. 


Dinsdag Verkenning Schiermonnikoog.
We zijn redelijk vroeg wakker, maar worden niet de tent uit gebrand omdat we schaduw hebben van wat bomen en struiken. We zetten onze stoeltjes aan de rand van het pad en ontbijten. Steeds komen er mensen langs die opmerkingen maken, maar dat laat het ontbijt niet minder goed smaken. 
Het plan voor vandaag is om bij Hotel van der Werff koffie te drinken, met de fiets een tocht over het eiland te maken en verder rustig aan te doen passend bij de warmte van de dag. 


Schiermonnikoog


De naam Schiermonnikoog wordt voor het eerst genoemd in 1440 in een akte (van Philips van Bourgondië). In 1580 werd Friesland protestants. Het klooster verloor alle bezittingen, en Schiermonnikoog werd onderdeel van het gewest Friesland. Het gewest verkocht het eiland wegens geldgebrek, en tussen 1638 en 1945 was Schiermonnikoog daardoor weer particulier eigendom. De familie Stachouwer bezat het eiland van 1640 tot 1859. 
Van 1859 tot 1893 was het eiland bezit van de Hagenaar John Eric Banck. Deze liet een nieuwe waddendijk aanleggen en liet de duinen beplanten met helmgras om zandverstuivingen tegen te gaan. De Duitse graaf Hartwig Arthur von Bernstorff-Wehningen, lid van de familie Von Bernstorff, kocht het eiland in 1893 voor 200.000 gulden. Hij liet naaldbossen aanleggen voor de houtproductie. Toen hij in 1939 overleed, erfde zijn zoon Bechtold Eugen graaf von Bernstorff het eiland.

Schiermonnikoog werd gedurende de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers bezet. Zij bouwden ten
noordoosten van het dorp een radarpost ("Schleidorp") en legden een smalspoorlijn aan voor het transport van per schip aangevoerd bouwmateriaal. Toen in april 1945 de provincie Groningen werd bevrijd door de Canadezen, vluchtte een groep van ongeveer 120 SS'ers naar het eiland, waar nog steeds een Duits garnizoen aanwezig was. Op 11 juni werden de laatste 600 man Duitse troepen op Schiermonnikoog door de Canadezen afgevoerd. Het eiland werd op 27 december 1945 door de Nederlandse staat geconfisqueerd, omdat het als vijandelijk vermogen werd beschouwd. De eigenaar Graaf Bechtold kon het goed vinden met de eilanders, maar kon desondanks niet voorkomen dat het eiland van hem zou worden afgenomen. Na de Tweede Wereldoorlog eiste de Nederlandse regering via een noodwet alle bezittingen op van de Duitsers, NSB'ers en landverraders, en dus ook Schiermonnikoog.

Schiermonnikoog is één van de meest ongerepte eilanden in de Waddenzee en is Nationaal Park.  In het nationaal park kunnen biotopen als stranden, oude paraboolduinen, jonge duinvalleien, kwelders, kruipwilg- en duindoornstruwelen, duinbossen, dennenbossen, zoetwatermeren en lokaal ook duinblauwgraslanden en heischrale graslanden worden gevonden. Daarnaast maakt ook een aanliggend deel van de Waddenzee en Noordzee deel uit van het nationaal park. De dorpskern van Schiermonnikoog en de Banckspolder vallen er buiten.

Hotel van der Werff
Beroemd en verbonden met de geschiedenis van Schiermonnikoog is Hotel van der Werff. Op de plek van het huidige hotel heeft een rechthuis gestaan, maar het gebouw diende ook als posthuis en wachtlokaal voor de veerdienst. Al vanaf de 17e eeuw was het ook een overnachtsplek voor handelaren en verkopers. De naamgever Sake van der Werff nam op 28 april 1913 het gebouw, koffiehuisinventaris en verborgen gebreken voor zevenduizend gulden over van de vorige eigenaar. In 1916 liet hij zijn naam op de gevel aanbrengen en ontwierp hij briefpapier met het wapen van de Stachouwers: Hotel Pension van der Werff, voormalig Raad- en Rechthuis, voormalig Posthuis, In- en afstapplaats der rijksveerdienstwagen, Telephoon intercommunaal no. 3. Dag en Nacht bereikbaar.

Kort na de overname in 1913 werd een serre annex eetzaal opgetrokken. In twee jaar daarop werkte van der Werff plannen uit voor verdere uitbreiding met vijfentwintig hotelkamers en een zolder, aansluiting op gas- en waterleiding en het storten van betonvloeren. In 1919 begon de verbetering van de zijgevel en de aanbouw van nog zes kamers. In 1924 begon hij een eigen busdienst met de naam van zijn hotel op het voertuig. Hij vervoerde zo gasten van boot naar dorp en van dorp naar strand. Het werd een groot succes. Dit is de tijd van het opkomend toerisme en door reclame en werving kreeg het hotel steeds meer naam. Zie verder
Het interieur is nog steeds zoals het was in de 30-60er jaren en zo probeert men dit ook vast te houden. Wij drinken een gewoon kopje filterkoffie (cappuccino wordt niet geserveerd) waarvoor we de prijs van 0,80 euro per kopje betalen.







Na de koffie maken we een rondtocht over het eiland, die we onderbreken voor een nieuw kopje koffie bij strandovergang de Grilk. Het is erg druk en er staan honderden fietsen op de parkeerplaats en het begint al behoorlijk warm te worden. Wij kiezen voor de schaduw in de strandtent waar veel mensen tijd nemen voor bijpraten onder genot van een lunch of een biertje. Als we weer buiten komen valt de hitte over ons. Toch vervolgen we onze tocht via de Kobbeduinen en de binnenkwelder naar de Berkenplas waar we in de schaduw siësta houden. 
Terug in het dorp doen we boodschappen en laden op de camping onze batterijen op. (Fiets en mobiel) Na het eten maken we nog een wandeling over de camping en zien we hoe groot (en vol) deze is. Toch blijft het een zeer natuurlijke plek met bosjes, helmgras en heuveltjes. 

Woensdag
De volgende dag pakken we de vroege boot van 7.30 uur. Dat betekent dat we om 6 uur opstaan. In drie kwartier hebben we alles ingepakt en rijden we naar de pier, waar we kort ontbijten. Het is nog heerlijk fris en de zon laat zich langzaam zien boven het wad. Op de boot is er tijd voor koffie en het downloaden van de krant. 

Om 8.15 u rijden we van de boot af op weg naar de stad Groningen langs het Lauwersmeer, kerkpaadjes en het Reitdiep. We rijden door een archeologisch zeer oud en interessant gebied. De terpen van Friesland worden nu wierden genoemd. 








Allereerst het gebied rondom de voormalige Lauwerszee
Lauwersmeer
Het Lauwersmeer was een oorspronkelijk een binnenzee. De voornaamste reden voor de afsluiting was veiligheid. Na de watersnood van 1953 stond Rijkswaterstaat voor de keuze de dijken rond de Lauwerszee te verhogen tot deltahoogte, of de zeearm af te sluiten. Onder druk van met name de Friese bevolking werd voor het laatste gekozen. De Groningers – met name de Zoutkampers – waren destijds minder blij met de sluiting, omdat de garnalenvloot en haven van het dorp hierdoor gedwongen moest worden verplaatst naar de nieuwe haven Lauwersoog.


Na de afsluiting zijn de hooggelegen zeebodems (die voordien tot het wad behoorden) droog komen te staan. In de eerste jaren zijn grote delen hiervan vrijwel aan hun lot overgelaten, zodat veel natuur ontstond. Langs de oude kustlijn zijn de voormalige kwelders ingericht als landbouwgebied. Door de afdamming en de voortdurende instroom van het Reitdiep, Dokkumer Ee en Dokkumergrootdiep werd het water van zout eerst brak en vervolgens zoet. De natuur veranderde hierin mee.



Wierden, Groningen en Reitdiep 
De zes kaartjes hierboven  laten goed zien hoe het gebied de afgelopen 2500 jaar zich ontwikkeld heeft. De basis van het landschap werd echter gevormd tijdens de ijstijden tien duidend jaar daar voor.
De ondergrond van het Reitdiepgebied en Middag-Humsterland maakt deel uit van het Drents-Friese keileemplateau.  Deze zand- en keileembodem werd gevormd tijdens de twee laatste ijstijden (Saalien en Weichselien).  Gedurende het Weichselien viel een groot deel van de huidige Noordzee droog. Toen ca. 10.000 v Chr. de ijskappen begonnen te smelten ging de zeespiegel stijgen. Rond 6000 v Chr. bereikte de Noordzee de omgeving van Middag-Humsterland en het Reitdiepgebied.

De oprukkende zee overspoelde het noordelijk deel van de Hondsrug. Even ten noorden van de stad Groningen, in de omgeving van het Noorderkerkhof zijn de zwerfstenen tot rolstenen gesleten. Daar moet ooit een soort keienstrand gelegen hebben. Toen de Noordzee de huidige zeekust bereikte, verdween de pleistocene bodem van Middag-Humsterland en het Reitdiepgebied onder dikke lagen maritieme afzettingen. Er vormden zich zand- en slikplaten die plaatselijk een dikte van meer dan 10 meter bereikten. Doordat de zeespiegel nog gestaag steeg ,verdwenen deze afzettingen steeds weer in zee. Vanaf ca. 2000 v Chr. was de stijging van de zeespiegel zodanig afgenomen dat de maritieme afzettingen niet meer permanent werden overspoeld. Van groot belang was het feit dat inmiddels de Waddeneilanden waren ontstaan. In de luwte van deze eilanden kunnen slibdeeltjes optimaal bezinken. Het slib vormt slikplaten en als deze droogvallen spreekt men van kwelders. Doordat de Drentse riviertjes als de Hunze, Drentse A, Eelderdiep, Peizerdiep en Oude Riet afwaterden in dit kweldergebied werd er een delta-achtige riviermonding in de Wadden gevormd. Op de oeverwallen van deze monding verschenen rond 600 v Chr. de eerste bewoning.

De kwelders vormen de basis voor de zeekleigronden. De zandfractie van de zeeklei kan sterk verschillen. Als klei onder onrustige omstandigheden wordt afgezet bevat het veel zand en is de klei licht van structuur en goed bewerkbaar. Als de kleideeltjes onder zeer rustige omstandigheden sedimenteren, vormt zich een zand arme, zeer zware klei die moeilijk bewerkbaar is. De  zwaarste klei ontstaat als het slib bezinkt buiten de invloed van getijden in aanwezigheid van zuur veenwater. Deze zeer taaie klei heeft een slechte structuur en minder gunstige landbouwkundige eigenschappen. Er vind nauwelijks watertransport plaats door deze klei. Men spreekt dan van knikkige of knippige klei. De stijgende zeespiegel heeft het Hoog van Winsum geleidelijk overspoeld. Dit restant van de Hondsrug werd daardoor een eiland en verdween rond 1500 v Chr. voor goed in de golven en werd bedekt met kleilagen.

Vroegste bewoning
De ondergrond van het noordelijk kleigebied maakt deel uit van het Drents-Friese zandplateau. Het is waarschijnlijk dat dit oppervlak in de steentijd, evenals de overeenkomende Drents-Friese gronden, intensief bewoond is geweest. Omdat deze bewoning zich diep (ca. 2 tot 15 meter) onder de huidige kleilagen afspeelde, is daarvan in het huidige landschap niets herkenbaar. Dit zandoppervlak maakte deel uit van het Hoog van Winsum. Op het zandoppervlak, waarin zich talloze zwerfstenen bevonden, werden diverse archeologische vondsten gedaan zoals vuurstenen gereedschappen en aardewerkscherven. De vondsten worden toegeschreven aan een vroege Trechterbekercultuur die hier ca. 4000 v Chr. aanwezig was.

In deze periode beginnen zich langs de Waddenkust op uitgebreide schaal kwelders te vormen. Deze spontaan vanuit zee opslibbende gronden zijn omstreeks 600 v Chr. bewoonbaar. Aangenomen wordt dat het in de eerste periode vooral zomers de kwelders bewoonde. Herders trokken met hun kudden (runderen en schapen) naar de grazige kwelders. Deze zeer vroege bewoning is onder meer aangetoond in Ezinge, Feerwerd en Harssens.

De bewoners zullen afkomstig zijn geweest van de Drents-Friese of Noord-Duitse zandgebieden. De kwelders van het Reitdiepgebied stonden immers in directe verbinding met het achterland. Contacten via het water waren mogelijk via de Hunze.

Het Reitdiepgebied
De kwelderoeverwallen van de voormalige Hunze (thans het Reitdiep) bestaan uit lichte, enigszins zandige klei. Ze vormden de basis van de twee reeksen wierdendorpen die we in het Reitdiepgebied aantreffen. De dorpen liggen langs de oude waterloop gerangschikt als kralen aan een snoer. Van noord naar zuid ligt op de westelijke oever de reeks Antum-Garnwerd-Krassum-Oostum-Wierum. Op de oostelijke oever vinden we de reeks Rasquerd-Baflo-Ranum-Obergum-Winsum-Bellingeweer-Thijum-Valcum-Wetsinge-Sauwerd-Adorp. Deze woonplaatsen werden in de loop der eeuwen regelmatig met kwelderzoden opgehoogd. Ook het geproduceerde afval hielp mee de woonheuvel te verhogen. Op deze wijze ontstond een kunstmatig verhoogde woonplaats van ca. 2-5 meter hoogte, die als wierde (in Groningen) of terp (in Friesland) wordt aangeduid. Niet alle voormalige wierden zijn als dorpen overgeleverd. Tussen de huidige dorpen liggen diverse verlaten wierden waarop doorgaans nog 1 of 2 boerderijen zijn te vinden.

Op wierden worden veel archeologische vondsten gedaan. Een flinke wierde kan tot ca. 1 miljoen aardewerkscherven bevatten. Veel scherven dateren uit het begin van de jaartelling. Op enkele wierden (Harssens, Wierum) is aardewerk gevonden dat aanmerkelijk ouder is (daterend uit 6e-4e eeuw v Chr.). Het begin van de bewoning van beide wierdenreeksen zal uit deze periode dateren.

 Samen met het Reitdiepgebied maakten Middag en Humsterland deel uit van een uitgestrekt kweldergebied dat grensde aan de westoever van de Hunzemonding. Langs de kusten van Middag-Humsterland ontstaan al in en vroeg stadium de woonkernen voor de latere wierden Antum, Feerwerd, Ezinge, Saaksum, Englum, Kenwerd en Aalsum. De meer inlands gelokaliseerde wierden hebben een duidelijke relatie met kreken die uit de Waddentijd dateren. Restanten van grotere getijdegeulen zijn het Middagsterriet, de Oude Tocht, Frytumertocht en het Niehoofsterdiep.  Deze waterlopen  stonden in contact met de benedenlopen van het Peizerdiep, het Eelderdiep en het Oude Riet. Voorbeelden van deze oude wierden zijn Aduard, Franssum, Beswerd, Barnwerd, Balmahuizen en Niehove.

Wij rijden langs de LF 14 en pakken pas bij Groningen het Fietserpad op. We volgen na het natuurgebied rondom het Lauwersmeer het stroomgebied van het Reitdiep. Mooi is het dorpje Enzinge, de molen bij Garnwerd en daarna naar het zuiden via het van starkenborghkanaal om zo de stad binnen te rijden. Dit is echt vlak boerenland en bij een mooie oude gietijzerenbrug houden we even pauze om de omgeving op ons in te laten werken. Het is nu mooi zomers weer, maar hoe is het om hier te wonen als het winter, koud en nat is.



We hebben al lekker koffie gedronken onderweg en laten al snel de stad achter ons om via een pad langs het Noord-Willemskanaal en het Hoornsemeer door Laren de provincie Drenthe binnen te rijden. De bossen bieden gelukkig veel verkoeling op deze warme en zonnige dag.
Onderweg komen we wandelaars tegen die het Pieterpad lopen en we zijn niet jaloers op hen, want het is bijna niet te doen zo warm als het is.

Mooi is het natuurgebied rondom de Drentse Aa.
We rijden een poos door het stroomdal. Het is door de warmte rustig op de fietspaden. Dan doen we boodschappen in Rolde en rijden nog even door om bij de staatsbosbeheercamping in de bossen van Borger een kampeerplek te zoeken.



Donderdag
We zien dat het de komende twee dagen extreem heet gaat worden(35+). Het is moeilijk in te schatten wat dit betekent voor onze fietstocht. We zijn om 6.30 u wakker en en pakken globaal in om vervolgens te ontbijten. Een aantal mensen die langs onze plek lopen in nachttenue zijn verbaasd dat we al ingepakt zijn. We rijden rond 8 uur terug naar de route en passeren het dorpje Grollo en Aalden. In Oosterhesselen doen we boodschappen en kopen wat lekkers bij de koffie. Bij het Klenckerveld vinden we een mooie Libelle bank met uitzicht, maar in de schaduw. Hier zien we goed hoe uitgedroogd de natuur is in dit gebied.

Als we rond 12 uur langs een theehuis komen vlakbij het gehucht Vlieghuis is de keuze snel gemaakt. Want als we iets voor het theehuis een stukje hei op moeten fietsen besluiten we om dit stukje natuurgebied heer te rijden. Het is veel te warm in de volle zon. We stoppen met de tocht en zetten voor vandaag in de schaduw onze tent op en vallen op onze slaapzakken buiten op het gras in slaap. Zelfs als we laat in de middag tegen zes uur de boodschappen doen in Schoonebeek is het nog steeds erg warm.
De camping is een klein paradijsje. De eigenaaresse en haar man zijn bijzonder gastvrij. Ze vertellen over hun levensgeschiedenis en waarom ze gekozen hebben voor deze camping, samenwerking met kunstenaars en ook dagbesteding aanbieden aan mensen met een niet aangeboren hersenafwijking.




Voor ons waren de gesprekken met haar inspirerend.

De volgende dag is het opnieuw ruim 35 graden en zitten we al vroeg in de trein vanuit Coevorden om naar huis te gaan. Het laatste stuk van het fietserpad moet nog even wachten.
Landschappen Noord Nederland
Gereden Track
Minicamping de Vlinder
Camping Taniaburg Leeuwarden
Noord Hollands kanaal