vrijdag 17 september 2021

Grensroute Nederland Belgie 2021-Thema: dodendraad

 




Het is mooi weer de komende dagen, er staan geen afspraken in de agenda en ik ben nieuwsgierig naar de geschiedenis van de grensbewaking van de Duitsers in de eerste wereldoorlog door middel van een elektrische draad. Op dinsdag bestel ik het route boekje bij de fietsvakantiewinkel, dit ligt woensdag in de bus. Die avond pak ik mijn spullen en reserveer een fietsplaats in de trein naar Bergen op Zoom en ik ga op weg. 


Na twee uur in de trein ( Na Rotterdam is de trein naar Vlissingen een stoptrein) stap ik uit op station Bergen op zoom en zoek het centrum voor een kop koffie. Er is markt en ik loop een stukje. Op het terras moet ik bedenken hoe ik het doe met naar de wc gaan, want als je alleen bent is er niemand die op je terras kan letten. Onder het genot van de koffie en het zonnetje kijk ik een goed naar het routeboekje en wat er vandaag allemaal langs komt en wat een mogelijke campingplek zou kunnen zijn. Rond 11.45 u sluit ik alle kabels aan, maak wat foto's van het centrale plein waar prachtige oude gebouwen staan. 

En ook opvallend is het hoogteverschil in de stad dat veroorzaakt wordt door de Brabantse Wal.  Op wikipedia vind ik de volgende informatie over de Steilrand
Het meest opvallend in het landschap van de Brabantse Wal is de steilrand, een abrupte overgang van de hoger gelegen zandgronden naar de lager gelegen zeekleipolders. Deze slingert van Ossendrecht langs Hoogerheide, Woensdrecht, Heimolen, Bergen op Zoom en Halsteren. De steilrand, ook wel hoge rand en zoom genoemd, is waarschijnlijk ontstaan door erosie door de rivier de Schelde en door de zee. Hij bereikt hoogten van ongeveer 20 meter boven NAP. Bergen op Zoom, Halsteren, Woensdrecht en Ossendrecht ontstonden waarschijnlijk mede doordat de ligging op de steilrand tegelijkertijd een veilige haven bood tegen overstromingen en directe toegang gaf tot de vruchtbare zeekleigronden. De middeleeuwse binnenstad van Bergen op Zoom ligt direct op de 'heuvels' van de Brabantse Wal, wat goed te zien is in de hoogteverschillen in de straten van de binnenstad. Het westelijke deel van de binnenstad, de Kaai, ligt op zeekleigronden. De hogere zandgronden zijn vooral bebouwd en met bos en hei bedekt. Het hoogste punt op de Brabantse Wal is de Hoogenberg bij Putte (+39,1 m NAP). De lager gelegen kleigronden zijn vooral in gebruik voor de landbouw. Ook liggen er kreekresten. Het laagste punt is het Steenbergsch Oudland (-1,5 m NAP)
Natura 2000 gebied Brabantse Wal

Ik zoek met hulp van knooppunten de weg naar Huijbergen en ontdek dat ik een lang stuk langs een afgebakend gebied rij. Later zie ik op de kaart dat dit de vliegbasis Woensdrecht, bekend van de ligging van atoomwapens en de demonstraties daar tegen. In Huijbergn doe ik bij een locale super boodschappen voor de hele dag. Ik rij langs de grens en vermoed dat ik weinig winkels zal tegen komen. Al snel rij ik op Belgisch grondgebied en kom ik op een weggetje door de Kalmthoutse heide waar ik een maand geleden ook over reed. (Stedenroute) De heide bloeit prachtig. Dit keer gaat mijn route naar het oosten en kom ik door een natuurgebied op de grens van Nederland en Belgie (Tussen Zundert en Kalmthout )en als ik stop bij een uitzichtstoren zie ik dat er ook een stukje dodendraad is nagebouwd. Ik zet mijn fiets tegen de toren en pak mijn lunchspullen en vraag bij een stel of ze de tafel wil delen. Dat is goed en ze zeggen dat ze ook op Santosfietsen rijden. Ik antwoord dat dit een band geeft. We raken aan de praat en ze vertellen dat ze ook toerfietsers zijn en een keer de Noordzeeroute gedaan hebben vanuit hun woonplaats in Zeeland. Deze route is een groot ding. Het volgt de kust van de Noordzee van Nederland, Duitsland, Zweden en Noorwegen tot Bergen en vervolgt daarna via Schotland en Engeland. Zij waren bij Harwich weer overgestoken naar Nederland. 

We wisselen wat ervaringen terwijl ik mijn broodje eet. Als ze weg zijn beklim ik de toren en bekijk ik de informatieborden over het gebied. 

Het stuk dat daarna volgt is een beetje saai landbouwgebied en er is weinig natuur te zien. Wel is dit het gebied waar veel informatieboreden over de dodendraad staan. Deze zijn gekoppeld aan een specifieke fietstocht van 40 km die is uitgezet. Elke keer stop ik even en lees wat over de geschiedenis en de lokale verhalen over de dodendraad. Mensen die zijn overleden, problemen met de kerkgang en de smokkel door vrouwen. Maar vooral dat steeds opnieuw mensen probeerden langs de draad te komen. 

Na de inval van het Duitse leger in België in augustus 1914 ontstond een grote stroom vluchtelingen naar Nederland, die gedurende het beleg van Antwerpen haar piek kende. Onder de gevluchten waren ook mannen die via Nederland en Engeland naar Frankrijk wilden om zich aan te sluiten bij de geallieerde legers. Ze werden daartoe mede aangezet door oproepen van koning Albert I van België en kardinaal Mercier om het laatste onbezette Belgisch grondgebied te verdedigen. Om de vele oorlogsvrijwilligers een halt toe te roepen, wilden de Duitsers de Belgisch-Nederlandse grens onder controle krijgen. Daarmee zou het meteen een stuk lastiger worden spionageberichten de grens over te krijgen. Nederland fungeerde daarvoor namelijk als doorgeefluik, via onder meer het hoofdkantoor van de Britse geheime dienst in Rotterdam. De Belgische overheid hield een postkantoor open in de Belgische exclave Baarle-Hertog, die niet bezet was en aan de Nederlandse kant van de Draad bleef.

Als eerste stap om de grens onder controle te krijgen maakten de Duitsers het grensgebied tussen Antwerpen en de Noordzee vrij van zichtbelemmerende elementen, met name bomen. Ook werden versperringen geplaatst in de vorm van prikkeldraad.Er was veel mankracht nodig om de grens in de gaten te houden, manschappen die het Duitse leger beter aan het front kon gebruiken. Er werd daarom besloten een onder dodelijke elektrische spanning staande versperring langs de gehele Belgisch-Nederlandse grens te plaatsen. Een soortgelijke versperring was eind 1914 op kleine schaal getest nabij de Zwitserse grens. De Duitse kapitein D. Schütte, werkzaam bij de inlichtingendienst in Brussel, achtte het mogelijk een dergelijk hek langs de gehele Belgisch-Nederlandse grens te plaatsen. Na goedkeuring werd het hekwerk grotendeels geplaatst in de maanden april tot en met augustus 1915. De Nederlandse overheid werd via een nota in juni 1915 op de hoogte gebracht van de komst van de versperring. In juli 1915 waren de eerste delen in werking. Pas halverwege 1916 was de Draad volledig klaar.


De versperring bestond uit vijf tot tien koperen, verzinkte of andere elektriciteit geleidende draden die met porseleinen isolatoren 30 centimeter van elkaar aan palen waren gespannen tot een hoogte van anderhalf tot drie meter. De Duitsers verplichtten vaak de Belgische grensgemeenten de dennenhouten palen kosteloos te leveren. De barrière had een lengte van 332 kilometer van nabij het toenmalige vierlandenpunt in Noordoost-België tot in Knokke in het westen. Voor de bouw werden Duitse militairen van de Landsturm ingezet, evenals Russische krijgsgevangenen en Belgische arbeiders, van wie velen naar Nederland vluchtten. Op de versperring stond op steeds wisselende draden 2000 volt wisselspanning.Aan beide zijden van de Draad was een extra hek met prikkeldraad geplaatst, om mens en dier van de Draad weg te houden. Aanraking van de Draad leidde tot elektrocutie, met meestal de dood tot gevolg. Naast het prikkeldraad lag aan Belgische zijde een pad voor patrouilles. Zie Wikipedia
 

In 1916 moesten de grensbewoners eerst verhuizen tot op 70 m van de grens. In het begin van 1918 tot op 200 meter. Niemand mocht nog in die zone komen op gevaar voor zijn leven of van gevangenisstraf, alle grond daartussen moest braak liggen. Hoewel er een draad was gespannen, dit betekende niet dat mensen probeerden deze te passeren. Belgische oorlogsvrijwilligers die naar het
front wilden deden dit via Nederland. Dat front lag jarenlang aan de rivier den IJzer in het zuidwestelijke deel van België. De voor de hand liggende weg naar het front was door Nederland en dan via Engeland naar Frankrijk om zo aan het IJzerfront bij het geallieerde leger aan te sluiten. Een ander fenomeen was spionage, immers vanuit Nederland opereerden verscheidene geallieerde inlichtingdiensten. Ook brievensmokkel van en naar het front
was heel belangrijk voor de strijdende soldaten en hun Belgisch families aan de andere kant van het front. Verder werden de grenzen gebruikt door ontsnapte criminelen en gedeserteerde soldaten uit beide kampen. Bovendien was smokkel voor de grensbewoners die niet bang waren aangelegd een kans om het gebrek aan goederen en geld enigszins het hoofd te bieden. Bron Heemkunde kring Reusel


Het zijn vooral de verhalen die de geschiedenis levend maken en de tragiek van de maatregel laten zien. Gedurende de oorlog  zijn er 600 Belgen overleden door aanraking van de draad of doordat ze zijn neergeschoten. Tegelijkertijd lukte het duizenden wel om de grens te passeren. Dit gebeurde onder andere met een houten raam dat tussen de draden werd gestoken. Een voorbeeld is te zien op deze foto. Dat er zoveel mensen geëlektriseerd werden wordt geweten dat veel mensen op het platteland in die periode nog geen elektriciteit in huis hadden en niet wisten wat het was. 
 De werkgroep Verhalis heeft een pagina gemaakt met verhalen die te maken hebben met de dodendraad. Grensroute verhalen .
 Een voorbeeld is het verhaal van de man die zijn ouders na jaren wil bezoeken:
Pa en ma van Looveren uit Wuustwezel hadden een zoon Jan. Jan woonde in Meer, samen met zijn zwangere echtgenote Maria Lenaerts en twee kleuters. Ze waren gescheiden door de draad en hadden elkaar al jaren niet kunnen zien. Na het afkondigen van de wapenstilstand wilden ze graag zo snel mogelijk naar opa en oma. Jan wilde hen vertellen dat hij een nieuwe boerderij had gekocht.
Ze besloten via de draad te gaan. Men had hen gezegd dat de elektriciteit inmiddels van de draadversperring was gehaald. Jan pakte de draad met beiden handen vast, maar de stroom was nog niet van alle vakken af gehaald. Door de schok was Jan op slag dood, hulp halen had geen zin meer. Zo werd hij het laatste slachtoffer van de dodendraad, zelfs nadat de oorlog al voorbij was.
Of dit verhaal 



De gewonde Franse kapitein Henri Giraud ontsnapt op 1 november 1914 uit een Duits veldlazaret bij de Frans-Belgische grens. Hij sluit aan als kassier bij een rondreizend circus en komt in Brussel in contact met Edith Cavell, een Britse verpleegster die in het verzet actief is. Zij zet Giraud op een ontsnappingsroute richting Nederland. Via de abdij van Tongerlo bereikt hij Turnhout, waar hij één nacht verblijft. In Weelde-Station verstopt hij zich onder de dekens van een lege bakkerskar. Nederlandse bakkers leveren met Duitse toestemming brood aan Belgische grensgemeenten. Een Duitse grenswacht werpt een onverschillige blik in de terugkerende kar en roept “vort” tegen de voerman. Giraud is vrij! Via Baarle-Nassau, Vlissingen en het Engelse Folkestone reist hij naar Frankrijk, waar hij staflid van het 5de Franse leger wordt. Edith Cavell vergaat het slechter. Zij wordt op 12 oktober 1915 door de Duitsers gefusilleerd.



Na Minderhout en Hoogstralen passeer ik de Wortelkolonie

Johannes van den Bosch richtte in 1818 in Drenthe de Maatschappij van Weldadigheid op om arme mensen uit de steden op te vangen en moderne technieken te leren. Nadat hij in Drenthe de kolonies had opgezet, kreeg hij de opdracht hetzelfde te doen in de Zuidelijke Nederlanden. In eerste instantie werd een vrije kolonie gesticht, maar latere versies waren ook onvrije kolonies waar mensen terecht kwamen die door de Raad van Tucht waren veroordeeld. Vanaf 1822 werden ook de bedelaars in het project betrokken.

De kolonie bestond in 1822 uit 130 kleine boerderijtjes met 151 kolonisten. Zeven jaar later waren er reeds 636 kolonisten. Het idee was hetzelfde als bij de koloniën in de noordelijke Nederlanden. Armoede zou moeten worden aangepakt door armen uit de stad naar de koloniën te sturen en hen daar, door het geven van een boerderijtje, echte boeren te maken. De stedelingen zelf voelden daar echter vaak weinig voor en door de slechte grond in Wortel en het gebrek aan begeleiding wilde de kolonie niet echt vlotten. De afscheiding van Belgie van de Nederlanden waren het einde van de kolonie en in 1843 werd het land verdeeld over de omliggende gemeenten. (Zie: Wortel-kolonie)


Het lezen van de informatieborden kost tijd en ik heb ruim 70 km gereden en moet op zoek naar een camping. Ik kom op het treinspoor / fietspad Turnhout /Tilburg en moet kiezen. Er zijn enkele campings in Baarle Nassau (4 km naar het noorden) of ik ga door op de route waar boven Turnhout ook een camping staat aangegeven (nog 7,5 km). Ik kies het laatste en meldt me na 20 minuten bij het restaurant omdat de receptie dicht is. Daar weten ze van niets en gaan bellen met de campingbaas. Het besluit is dat ik mijn paspoort afgeef en een plekje kan gaan zoeken. Ik bekijk de kampeerveldjes of er wat te beleven valt. Op het laatste staat een caravan en een camper. Mensen kijken me  aan en ik vraag of dit een gezellig veld is. Een man zegt van wel en nodigt me gelijk uit voor een kop koffie. Dat is dan geregeld. Ik zet mijn tent op en vraag waar de douche is. Ik krijg een munt mee en na het eten ga ik bij hem langs. De mensen van de camper zijn  ook uitgenodigd en zo wordt het een genoeglijke avond. Omdat het best fris is krijg ik van de mw. van de camper twee fleece dekens voor de nacht. 

Vrijdag

Ik sta om 8 uur op en fris me op. Op het pad voor het veld staat een lekker zonnetje en daar ga ik op een bankje ontbijten met de krant er bij. Als ik de tent heb ingepakt heb ik nog een heel gesprek met de mensen van de  camper over mijn werk in Rotterdam en wat nu echt present zijn aan mensen is. Iets over tienen rij ik weg. 

Ik rij rechtsaf de camping af nadat ik betaald heb en mijn paspoort weer terug krijg. Dat is geen slimme keus want het pad is onverhard en bestaat uit los zand waar ik in vast loop. Ik loop een heel stuk om Ravels bij het Schelde Maas kanaal te komen. Het is prachtig fietsweer en de temperatuur is goed. De route volgt het kanaal, maar gaat ook het land in langs natuurgebieden. Iets boven Arendonk hou ik koffiepauze en droog mijn tent in het zonnetje. Zo in de beschutting in de zon zit ik  prima, maar ik moet ook verder wil ik weer  zo'n 70 kilometer doen. In Reusel is een winkel, maar om daar te komen moet ik omrijden. Ik zie dat er nog meer winkels aan komen, maar dat blijkt later op de dag toch lastig. Ik moet een stuk omrijden omdat er aan de weg wordt gewerkt. Ik kom door een kilometers lang uitgestrekt bosgebied met een bijzondere cirkel in het patroon. Een ambtenaar was geïnspireerd door een bezoek aan de stad Parijs en tekende twee cirkels in het aan te leggen bos om zo de saaie rechte lanen en paden te doorbreken. 

Ik heb honger en wil lunchpauze houden want ik begin hongerig en moe te worden en ik hoop op een winkel waar ik wat karnemelk en fruit kan kopen, maar er is alleen maar een kleine drankwinkel. Ik koop een blikje Fanta en zoek daarna een bank. Na het eten besluit ik toch maar de route te verlaten en ik ga het kanaal over om in Neerpelt avondboodschappen te doen en daarna een camping te zoeken. Ik rij zo'n 5 km om, maar kan dan bevoorraad door rijden. Na weer 10 km zie ik in het overzicht van natuurkampeerterreinen dat er een groepsterrein is bij de Achelse Kluis. Dit zijn vaak mooi gelegen terreinen met leuke mensen. Ik bel en kan komen. Het gaat allemaal anders. Ik krijg een plek op een open knollenveld. Verder staan er twee campers. De vrouw behorend bij een van de campers biedt me een koud alcoholvrij biertje aan. Verder is er een geen contact. De man van de andere camper zie ik al met de wijn op tafel staan.  Ik zet mijn tent op en de beheerder komt langs om af te rekenen. Ik vraag waar ik kan douchen. Ai dat is een probleem. De camping heeft geen douche. Alleen een wc en wasbak. Nu is de prijs 9,- erg laag, maar ik ben een beetje ontstemt. Hij vindt het vervelend, maar kan het ook niet oplossen. 

Ik ga me opfrissen en drink mijn eigen biertje. De man van de camper vraagt na het eten of ik koffie bij hem kom drinken. Het begint al een beetje donker te worden en hij heeft een grote schaal met een kampvuur aangelegd. Ik krijg caffeine vrje koffie en we kletsen over zijn campervereniging van 170 leden  (alleenstaanden en veel vrouwen), zijn huwelijk en scheiding, kinderen en een nieuwe liefde die hem nu even niet wil zien. Inmiddels is er een tweede fles wijn open gemaakt. Hij stelt dat hij de camper van 60000 euro niet af gaat rijden. Hij is 55 jaar oud en de gedrag en klachten maken dat hij er met 60 jr niet meer is. Rond 22 uur ga ik slapen, maar lig ook een tijd wakker. Niet gek na zo'n verhaal en ik twijfel of het echt caffeine vrije koffie was.

Zaterdag.
Anders dan beloofd is het een kille ochtend. De zon komt niet door de laaghangende wolken. Ik eet mijn broodjes en pak snel op. Bewegen is beter dan stil zitten. Na anderhalve kilometer kom ik bij het klooster van de Achelse Kluis. Ook hier staat een reconstructie van de dodendraad en een aantal informatieborden. De grens gaat zo wat door het kloostergebouw heen en het klooster is tijdens de eerste wereldoorlog ontruimd geweest. Wel woonden er een paar kloosterlingen om de gebouwen te bewaken. Ik rij door een mooi natuurgebied met bossen en heide   richting Hamont-Achel. Het is nog vroeg en rustig. In de stad doe ik boodschappen bij de Aldi en later bij een bakker koop ik brood en een abrikozenkoek voor bij de koffie. Langs een kanaal richting Weert hou ik koffiepauze bij een picknickbank. Aan de overkant is een autoweg dus ik had beter het bos in kunnen gaan. Ook passeren er veel fietsers. 



Maar ja. De koffie en de koek zijn heerlijk en met een krantje er bij is het leven goed. Jammer alleen dat de zon er maar niet door wil komen. 











Na de  pauze volgt een groot natuurgebied en kom ik opnieuw een dodendraad informatiepunt tegen. Een stel zit te eten en we raken aan de praat. Ze doen de hele route vanaf de Vaalserberg en slapen in hotels. Ze houden zich aan de indeling van het boekje. Dat is ongeveer 100 km per dag. Ik vertel over mijn ervaringen en dat er een aparte fietsrocht is met informatieborden. Die zijn zij nog nauwelijks tegen gekomen. 





Ik rijd door het dorp Stamproy, daarna een groot landbouwgebied (met veel aardbijenkwekers die aarbeiautomaten aan de weg hebben staan en dan verrassend rij ik via de LF 7 het plaatsje Thorn binnen. (het witte dorp) Aan de oever van de Maas bij het dorpje Wessem eet ik een broodje. Inmiddels is de zon er door gekomen en wordt ik weer een beetje warm. 






De grensroute gaat nu naar de overkant van een Maasarm. Ik passeer Maasbracht, Stevensweert bij Ophoven ga ik met de pont terug naar Belgie.  Mijn doel is Maaseik en ik ga een camping zoeken die ik vind bij Aldeneik, iets boven Maaseik. Op camping de boomgaard kan ik aan het water staan. Boven mij staan de campers hutje aan mutje. Een duits stel zit bij de camper en ik krijg een biertje aangeboden en vertel welke route ik aan het doen ben. Beetje pijnlijk onderwerp om aan Duitsers te vertellen. Ik zie haar in ieder geval verstarren en ze lost het op door te zeggen dat het voorbije tijden zijn. 

Ik zet de tent op en een man van een van de campers bekijkt wat ik doe en verbaasd zich over het vernunft van dit soort lichtgewicht tentjes. Nadat de tent staat ga ik lekker douchen en de krant lezen en ik kook pas laat. Op de maasarm is veel watersport. Bootjes, waterscooters en mensen die waterskieen. Soms zijn de raceboten pompeus met grote zware motoren. Ik heb er niet zo veel mee. |







Ik maak een praatje met een Belgische man, geboren in Antwerpen, maar woonachtig in Lanaken. Hij weet veel van de Belgische geschiedenis en ik vertel van mijn fietstocht langs Gent en Brugge. Hij is erg tegen de grote nadruk op de LHBT beweging en voelt zich in het nauw gedreven. 








Er is een stel op mijn terras bijgekomen. Ze hebben vandaag gewandeld vanaf Thorn. Niet zo mooie route. Ik zeg dat ik hen bewonder omdat ze weinig bij zich hebben. Daar blijft het bij. 
Ik maak thee en als het gaat sluimeren ga ik slapen. Er varen nog steeds boten met lichten op het water. Er is een feestje bij een van de vaste plaatsen op de camping maar ik heb er geen last van. 


Zondag. 



 De zon maakt dat het al behoorlijk warm is in de tent om 8 uur. Ik sta op en maak een ontbijt. Er moet vandaag niets. De afstand is rond de 50 km dus ik doe rustig aan. Als ik weg rijd bedank ik nogmaals de Duitse familie voor het biertje en wens ze een fijne vakantie. Dan vervolgt de route zich door een grintafgraving en ben in snel in het centrum van Maaseik. Ik bestel koffie en lees mijn krantje. Er is een evenement vandaag en overal zijn mensen aan het opbouwen en geluidsinstallaties aan het uit testen. C. vraagt hoe laat ik thuis ben. Ik zeg dat ik nog niet ben vertrokken en geniet van zon en koffie. Later doorzie ik mijn naïviteit.

De rest van de dag rij ik door een zonovergoten landschap, wind mee richting het Maastricht.  Ik rij zo'n 24 km per uur en ik moet goed opletten want er zijn veel fietsers op de been. Dit is de route van de LF 7 die grotendeel de Belgische kant van de Maas volgt. Ik heb hier eerder vanuit het zuiden gereden maar ik kan het me niet goed herinneren. Wat me nu vooral opvalt zijn de vele plassen die zijn ontstaan door de grindafgravingen. Ze spreken over Rivierpark Maasvallei. Het is een groots gebied met een mooi uitzicht over de breedte van de rivier die zo ontstaan is. Je vraagt je af of dit zo niet genoeg ruimte geeft voor de rivier. Schijnbaar niet. Ik zie afgestorven aardappel planten die door de waterhoos in Limburg onder water zijn komen te staan en veel afval in de rivierbedding. 



Het water staat inmiddels weer gewoon laag, al verbaasd het me dat er op een bepaald stuk gekanoed wordt en  zelfs kleine watervallen. 

Ik eet wat langs de route bij een Mariakapel. Veel mensen wensen me eet smakelijk en ik groet hen vriendelijk terug. 


En vrij gemakkelijk volg ik de route aan de westkant van Maastricht om via de knooppunten de stad in te rijden. Het is ongeveer 15 u als ik een plek op een terras vind. In het café tegenover me wordt via een tvscherm de race van Max Verstappen getoond die uiteindelijk zal winnen in Zandvoort. 

Ik bestel een biertje en log in bij de NS en probeer een fietsplaats te reserveren in de trein naar Amsterdam. Tot mijn grote schrik is de eerstvolgende plek pas om 19.31 u. Ik moet mezelf vier uur vermaken. Ik raak aan de praat met een stel waarvan de man ook race fietser is (gepensioneerd)  en zijn vrouw nog werkt in de geestelijke gezondheidszorg. Ik vertel over mijn route en hij weet veel van routes in Limburg. Ze zijn een nachtje weg. 

Daarna verplaats ik mijn fiets naar het Lieve vrouwe plein en eet een hapje en lees in mijn boek. Het is nog steeds heerlijk weer en op het terras is het een komen en gaan. Ik geef mijn powerbank aan de serveerster zodat ik wat stroom bij me heb als ik mijn fietsplaatsreservering moet tonen. De trein is druk, maar ik heb een plek en lees mijn boek. Het is uiteindelijk 22.20 uur als ik thuis de fiets in de schuur zet en alles zo goed en kwaad opruim. (Met name de vochtige tent) Hier hoort bij de uitdrukking Moe maar voldaan.